zondag 29 april 2012

Biografische ergernissen


Vandaag ben ik begonnen in “Riemen om de kin!”, het proefschrift van journalist Jeroen Corduwener waarop hij in 2011 is gepromoveerd. Het proefschrift is een biografie van Gerrit Jan van Heuven Goedhart, journalist, verzetsman, minister, Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, Nobelprijswinnaar.

 Van Heuven Goedhart. De foto heb ik geleend van de UNHCR.

Vlot geschreven, zoals je van een journalist mag verwachten. Maar: al in het eerste hoofdstuk heb ik een probleem. Corduwener beschrijft in lange halen de herkomst van de familie Goedhart. Corduwener begint die herkomst op pagina 15 als volgt:

Terug naar het begin.
Naar Winssen, een boerengehucht aan de oevers van de Waal, onder de rook van Nijmegen, op de grens van de zeventiende en achttiende eeuw. Een tiental haardsteden, een molen en een kerk, een hard boerenleven op slecht ontwaterde kleigrond – wie rond 1700 in Winssen woonde, leed bittere armoede onder schrijnende hygiënische omstandigheden, zonder uitzicht op enige verbetering van de levensstandaard.
De Goedharts vormden in deze agrarische gemeenschap een uitzondering, want zij leefden niet van veeteelt of de schamele oogst van uitgeputte akkers. Ze behoorden tot de middenklasse en ze hadden familievertakkingen in het gehele Rijk van Nijmegen en het naburige Land van Maas en Waal10. In de kleine agrarische gemeenschap van Winssen waren ze zelfs de notabelen van het dorp als herbergier, commies, deurwaarder, secretaris-ontvanger of boekhouder. Maar door het gebrek aan toekomst in deze lege en vooral arme streek verruilden ze het boerengehucht voor de grote stad.

Noot 10: www.genlias.nl , geslacht Anthonij Hermen Reinier Everhard Goedhart

Deze tekst is dus niet geannoteerd, anders dan met een verwijzing naar Genlias (opmerking 11-07-2013: Genlias is inmiddels uit de lucht en vervangen door wiewaswie). Als je in Genlias zoekt op A.H.R.E. Goedhart vind je zegge en schrijve twee akten: een huwelijksakte uit 1836 en een overlijdensakte uit 1876. En uiteraard dan niet eens de akten zelf maar slechts uittreksels van die akten. Nergens uit die twee akten blijkt herkomst uit Winssen of familievertakkingen in het gehele Rijk van Nijmegen en in het Land van Maas en Waal, noch de armoedige en onhygiënische omstandigheden die er klaarblijkelijk rond 1700 heersten. Ook blijkt niet het notabele van de familie Goedhart rond die tijd. Waar Corduwener de wetenschap vandaan had dat het leven slechts was in Winssen is mij niet duidelijk. Waarschijnlijk is zelfs dat het leven vergeleken met de stad relatief goed was. Schoon water moet beschikbaar zijn geweest, voedsel ook. De mededeling van Corduwener dat de familie Goedhart niet leefde van veeteelt of de schamele oogst van uitgeputte akkers begrijp ik niet. Het zal zo zijn dat de familie niet zelf verbouwde of vee teelde, maar als notabele levend in een dergelijk dorp leef je wel degelijk mee op de opbrengsten van de landbouwers en veetelers in het dorp. Ook denk ik dat een herbergier (je bent klaarblijkelijk al snel notabele) op het platteland wel degelijk zelf ook iets deed aan landbouw en/of veeteelt. Die uitgeputte akkers: mest was beschikbaar blijkens de veeteelt, dus de uitputting van die akkers zal meegevallen hebben. Het komt mij voor dat Corduwener een beeld heeft van het platteland als per definitie armoedig en onhygiënisch. Natuurlijk zal de stad best geneugten hebben gehad waar het platteland niet aan kon tippen, maar grote delen van de bevolking zullen in de stad (de familie Goedhart trok naar Arnhem) minder voedsel en minder schoon water hebben gehad dan de dorpsbewoners van Winssen …

Nog iets: aangezien Van Heuven Goedhart volgens Corduwener 32 jaar na zijn geboorte zijn moedersnaam Van Heuven zelf heeft toegevoegd aan Goedhart lijkt het mij dat voor Van Heuven Goedhart zijn moeder een zeker belang had, volgens Corduwener voegde hij de naam van zijn moeder aan zijn naam toe uit respect voor zijn moeder. Waarom lees ik dan niks over de herkomst van de familie Van Heuven?

Kortom, ik ben het eerste hoofdstuk nog niet door of ik erger me al mateloos. Maar ik ga door: de persoon Gerrit Jan van Heuven Goedhart boeit mij zeker en ik ga er maar van uit dat het proefschrift wel wat ‘wetenschappelijker’ wordt dan hoofdstuk 1 tot nu toe.  Ik moet ook toegeven dat het wel lekker vlot leest ...

Het proefschrift is te vinden op http://irs.ub.rug.nl/ppn/33203352X (er is ook een handelseditie: ISBN 9789035135048)