maandag 2 september 2013

Onze taal

In 1828 stuurde de Groninger Commissie van Onderwijs een lijst met een 17-tal vragen naar schoolmeesters van Groninger plaatsen. Één van de vragen had betrekking op het taalgebruik: "Hoe is hunne platte taal? Men verlangt dit door naïve en uitgekozene voorbeelden opgehelderd te zien."
Voor een drietal plaatsen uit Westerwolde heb ik de antwoorden hieronder neergezet. Juweeltjes vind ik.

Kaart van het 6e schooldistrict (Westerwolde) rond 1875
 
Ter Apel:
Jan! - wat ist geluk dat wie in de heujeltied altied goed weer had hebt, hoe wolt wol gaan hebben as stoe altied zoo regent had as doe de rog in hokken stund?
Klaas! dou hat ’t mis west, of ’t wat veul op rog regent dat deut hem nig man hevi ast daar wat lank op regent, dat is vöt kapot.
Jan! - Hoe wilt wol mit de teurf gaan hoe krig men de in hoes.
Klaas! Ik bin bang daar krig men men niks van in hoes, de weg schal zoo lelk wodden, man schal geen pere boven hollen keunen.
Jan! - Hoe wist dan nog wel mit de boekweit gaan, de is nog zo veul wider hen?
Klaas! Dat weet ik haast nig, man ik ra dan moet men de pere veur en agter wat under doen, en de wagens goed bewinnen, dan kan met haast jagen waar men wil.
Jan! - dat heste goed bedacht Klaas, dat schal ik ook net zoo doen, mi dunkt dan kank op onze holle veen ook wol klaar wodden.

Vlagtwedde:

Onze Mans heft guster ein gat in de kop kregen; de jong is mit ein ort roggen garsten dei wi tusschen vouren dursket deur de slyten gleden: hy pofte op onze deele veur onze Grytien daal, dei veur de guuste beisten stond mit het stevenken in de hand om onze kalver te vouren. ’t wicht schrikte er zoo van, dat ze daal zeeg en bezwiemde.
Wi hebt heur mit ein tikkel etik wasket dou kwam ze weer bi. Wie bint van mürgen vroug in ’t spil west, wi hebt ons tuug wasket.
Het is vandaag noodsch mooi weer.
Onze Heete (Geertje) is maar lyp, ’t wicht lust niks as ein tikkel zeute gürte brei; doch ik leuf, dat het zware raúze is.

Wedde:
“Mien vedder en mien swegerske sint baide overleden, het is ons zegt en wie hebben er ook op de grouve en op ’t maal west.”
“Mien olle vader is ook hyl labyt mien olle besse is in de smoegery en beppe is ook miserabel lompen, zoo dat se niks worden kennt.”
“’t is op stond goud weer, maar het het guster dry maal achterrad lichtert en grommelt, het was van nacht zoo duuster, dat wie het schienvat gebruken mossen.”

Verbazingwekkend is het antwoord van de Winschoter hoofdonderwijzer  K.K. Middel:
"De taal is vry zuiver en beschaafd, ofschoon de platduitsche tongval, by de mindere volksklasse, er nog mede vermengd is." Of de wens hier de vader van de gedachte is weet ik natuurlijk niet, wat ik wel weet is dat het hedendaagse Winschoter taalgebruik verre van "vry zuiver en beschaafd" is als daaronder tenminste het Algemeen Beschaafd Nederlands moet worden verstaan. Overigens heb ik niet veel tegen op het Winschoter taalgebruik. Winschoten ligt trouwens niet in Westerwolde.

De schoolmeesterrapporten zijn door de Groninger Archieven onlangs online gezet.
De kaart van Westerwolde is afkomstig uit de UB Groningen

2 opmerkingen:

  1. Over de taal van Winschoten zie het artikel van Siemon Reker en mij in een Stad & Lande van twee jaar geleden.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Dat meende ik me al te herinneren, maar ik heb Stad & Lande niet thuis. De bieb in Winschoten vast wel, zal er vandaag of morgen even heen lopen.

    BeantwoordenVerwijderen