200 jaar koninkrijk vieren we een aantal jaren lang. Op 2 december 1813 besloot Willem Frederik, prins van Oranje-Nassau, te aanvaarden dat hij tot souverein vorst van de Verenigde Nederlanden was uitgeroepen, op 16 maart 1815 besloot hij dat hij maar koning Willem (I) moest zijn. Een jaar of wat ging dat mooi, totdat de Vlamingen er geen zin meer in hadden en zelf koninkrijkje gingen spelen. Uiteindelijk moest dat dan maar en werd België ook door Willem erkend. Dan moet je met zijn beiden wel de grens regelen. Op 8 augustus 1843 kwam dat rond, in Maastricht werd de grens tussen beide landen vastgelegd. Een mooie grensovereenkomst van 44 artikelen werd gesloten, met aanvullend een reglement voor het plaatsen der grenspalen.
Die grensovereenkomst kent een aantal artikelen die ik buitengewoon interessant vind. De artikelen 1-3 regelen de papieren rompslomp:
Artikel 1
De
grenslijn tusschen het Koningrijk der Nederlanden en het Koningrijk
Belgie strekt zich uit van Pruissen af tot aan de Noordzee.
Deze
grenslijn, welke in drie afdeelingen verdeeld is, wordt op eene juiste
en onveranderlijke wijze vastgesteld, bij een beschrijvend
proces-verbaal, opgemaakt volgens de parcellaire plannen van het
kadaster, vervaardigd op eene schaal van een twee duizend vijf
honderdste en door middel van herkenningen op het terrein, door daartoe
afgevaardigde commissarissen bewerkstelligd.
Nogtans zullen, bij uitzondering, kaarten op eene
schaal van een tien-duizendste, voldoende geoordeeld worden, om de grenslijn welke door de Maas en de Schelde
gevormd wordt, aan te wijzen. Hetzelfde geldt voor hetgeen de gemeenten van Baarle-Nassau (Nederlanden) en Baarle-Hertog (Belgie) betreft,
te wier opzigte het statu-quo behouden wordt, naar aanleiding
van artikel 14 van het tractaat van 5 November
1842.
Een speciaal plan, in vier bladen, al de
perceelen van
deze twee gemeenten bevattende, is opgemaakt op eene
schaal van een tien-duizendste, en bij dit plan zijn twee
losse bladen gevoegd, op eene schaal van een twee duizend vijf
honderdste, de perceelen van genoemde gemeenten voorstellende, welke op
eene kleinere schaal niet
duidelijk zouden worden aangewezen.
Artikel 2
De topographische kaarten, op eene schaal van een
tien-duizendste, bestemd om de grenslijn in derzelver
geheel en in betrekking tot de aangrenzende localiteiten
te doen kennen, worden bij afdeelingen opgemaakt,
te weten;
- Van de zijde der Nederlanden, door middel van kadastrale plannen, aanwijzende tabellen en herkenningen op het terrein voor zoo verre deze noodig waren tot het bepalen der grenslijn
- Van de zijde van Belgie, door middel van cadastrale plannen en van herkenningen op het terrein, de geheele uitgestrektheid van het Belgische gedeelte omvattende.
In deze kaarten is de geheele uitgestrektheid der grenslijn begrepen, op eene middelbare lijn van twee duizend
vier honderd ellen (mètres).
Artikel 3
Het beschrijvend proces-verbaal, de parcellaire plannen
en de topographische kaarten op eene schaal van een
tien-duizendste, door de commissarissen vastgesteld en
geteekend, zullen bij de tegenwoordige overeenkomst
gevoegd blijven, en dezelfde kracht en waarde hebben,
als of dezelve daarin in hun geheel waren opgenomen.
De archieven, kaarten en andere bescheiden, betrekking
hebbende op de gemeentebesturen welke, uit kracht
der tegenwoordige overeenkomst, van de eene heerschappij
onder de andere overgaan, zullen aan de wederzijdsche
gouvernements-afgevaardigden ter hand moeten worden
gesteld, binnen de zes weken na de uitwisseling der bekrachtigingen.
In de gemeenten die door de grenslijn doorsneden worden, zullen deze archieven bij dat gedeelte blijven berusten
hetwelk het grootste getal inwoners bevat, behoudens de
verpligting, om daarvan aan het andere gedeelte, zoo
dikwijls hetzelve zulks noodig mogt hebben, mededeeling
te doen.
Hiervan zijn uitgezonderd de registers van den burgerlijken
stand, waarvan een der dubbelen aan elken Staat
zal verblijven.
Ik moet er nog goed over nadenken wat dit allemaal betekent. Het lijkt eenvoudig, maar is dat ook zo?
Artikel 42 regelt de miliciëns, zeg maar de dienstplichtige militairen. Zowel België als Nederland moesten die miliciëns teruggeven wier woonhuis ineens in het andere land was komen te liggen. Net zo logisch eigenlijk als archiefstukken. Zullen er miliciëns geweest zijn die hun best hebben gedaan ineens van een ander huisgezin deel uit te gaan maken om maar niet over te moeten naar het andere land?
De ingelijfde miliciens die bevonden mogten worden
een deel uit te maken van die huisgezinnen, welker woonhuizen van heerschappij veranderen, ten gevolge van de
tegenwoordige overeenkomst, zullen wederzijds vóór 1°.
Januarij 1844 terug worden gegeven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten